zondag 13 december 2020

Een lege accu

Even alleen naar de Hors met de hond en de bakfiets om de accu op te laden en natuurlijk om te kijken wat er allemaal is aangespoeld. Ken je dat gevoel, dat je er even uit moet, je zinnen verzetten, omdat je even je draai niet kunt vinden? Dan is het goed daar niet in te blijven hangen, maar lekker de natuur in te gaan en met de elektrische bakfiets is dat een fluitje van een cent. Je zoeft door het landschap, het zonnetje schijnt en je bent zo aan het strand. 
Halverwege druk ik op de knopjes aan het stuur, vanwege de stijgende lijn van het fietspad bij de Mokbaai en de straffe wind tegen. Er gebeurt echter niets, de knopjes lichten niet op en de fiets blijft koppig tegenstribbelen. Even later nog maar eens proberen, weer geen reactie. Ik loop het steilste stuk. Daarna nog een behoorlijk eindje trappen. Meerdere pogingen om de accu aan de praat te krijgen mislukken. Er zit niets anders op dan zonder ondersteuning van Den Burg naar de Hors en weer terug te gaan, want ik zal mijn doel halen. Ondertussen laat ik de hond af en toe naast de bakfiets lopen voor de broodnodige 'boodschappen' en zodat ze het niet te koud krijgt. Een paar keer betrap ik mezelf toch op de gedachte een zijweg te kiezen en met een omtrekkende beweging weer huiswaarts te gaan maar nee, nu doorpakken dan word je straks beloond met het prachtige uitzicht over de Hors!
Ik denk al ploeterend aan de talloze keren dat ik met een kind voorop en een kind achterop door weer en wind naar school fietste, iedere dag opnieuw, zonder ondersteuning. Ik stond toen weleens voor een stoplicht te wachten terwijl mijn regenlaarzen volliepen met regenwater. Ook fietste ik eens op een koude winterdag met die twee kleintjes naar ons volkstuintje, god mag weten waarom, ik moest er kennelijk even uit, en ergens op de helft ging het mis: "koude handjes!" Ze begonnen allebei te huilen, het hagelde ondertussen en ik moest ergens aanbellen om te schuilen. Een lieve mevrouw deed open en we kregen warme thee.  
Ik zie de grauwe akkers vol met kakelende ganzen en passeer een modderig erf. Het lekkere zonnetje wordt al snel ingehaald door de grijze wolken.
Ik parkeer de fiets bij de militaire kazerne en vervolg mijn weg lopend richting strand. Eenmaal op de Hors maak ik nog een wandelingetje van een uurtje, omdat ik maar niet wil geloven dat er bijna niets te vinden is. Helaas wordt het toch echt een schrale oogst.
Eindelijk weer bij de fiets met een lullig zakje hout en plastic, een vervelende lekneus en geen zakdoek probeer ik hoopvol de accu er opnieuw op te schuiven, maar het mag niet baten en er zit niets anders op dan ook op eigen kracht weer het hele winderige stuk door het polderlandschap van Texel terug te fietsen. Op de parkeerplaats bij de Mokbaai zie ik in het voorbijgaan nog een bekende auto staan. Ik overweeg een oliebol bij het kraampje van Inn de Knip, maar ik vind het toch zonde om de sportieve activiteit in één keer teniet te doen met een vette hap.
Bij het stalletje vlak voor Den Burg haal ik nog wel even tien eitjes maar ik heb vijftig eurocent te weinig in de portemonnee. De eitjes gaan toch mee met het idee de schade later weer goed te maken. 
Eindelijk weer thuis met het zweet op de rug en verzuurde benen drukt mijn lieffie op de knopjes en ja hoor de rode lampjes branden fel, de accu is gewoon helemaal vol!
Ik heb wel twintig keer gezegd: "Hoe kan dat nou?". 
We snappen er niets van. 
Nu  maar even een kopje thee en een broodje, dan gaat het zo wel weer.














De auto van Anita! Uniekekistjes.nl

zaterdag 21 november 2020

Vertelkunst

Een vrouw met lang grijs haar in een staart hangt haar jas op in de hal en ze parkeert haar volle boodschappenkarretje onder de wenteltrap in het museum. Ze is artistiek gekleed in broek en trui. Ondanks het mondkapje zie ik een mooi doorleeft gezicht. Ze staat even stil om alles in haar op te nemen. Na een tijdje laat ze me weten dat ze aangenaam verrast is over wat ze allemaal ziet.
Ze zegt dat ze als kind altijd in de natuur heeft gewoond. Een tijdje in Kenia bijvoorbeeld, waar ze de meest bizarre insecten zag; een hele grote harige rups bijvoorbeeld liet ze eens over twee takjes lopen. "Natuurlijk moet je niet de haren aanraken, maar ik liet hem soepel over de takjes glijden en zo kon ik hem goed bekijken. Dat was zo mooi!" 
Ze loopt rond en komt bij me terug: "Ik had eens een ezel, die was zo lief! Het was mijn beste vriend.
Ik omhelsde hem altijd innig." En ze maakt de liefdevolle beweging die erbij hoort. "Ik voelde me altijd een buitenbeentje, maar die ezel was mijn beste vriend," vertrouwt ze me toe. Dat de eenzaamheid als kind leidt tot de liefde voor de natuur en met name de dieren is mij niet vreemd. Ik vraag voorzichtig hoe het met hem is afgelopen." We gingen verhuizen en hij zal nu wel dood zijn want hij was al oud.
Ik maak nog even een rondje om nog eens te kijken." Ik zeg dat ze vooral de tijd moet nemen. Af en toe hoor ik hoe ze in de lach schiet, ze maakt foto's en dan wijst ze mij met pretogen op bepaalde details van de verschillende objecten. Ze koopt een doosje kaarten.
Dan vertelt ze me wat ze vanmiddag op Texel aan de Waddenkant heeft meegemaakt:
"Ik liep over de dijk en zag in de verte een meeuw in het water. Hij had iets in zijn snavel. Ik besloot dichterbij te gaan en zag toen dat het een krab was. Maar toen ik nog dichter in de buurt kwam zag ik dat niet de meeuw de krab had maar de krab de meeuw! Een schaar klemde om de snavel van de vogel en deze probeerde wanhopig de krab eraf te krijgen maar hij bleef stevig zitten. Voor mijn ogen zag ik de meeuw steeds kopje ondergaan, een paar keer zag ik hem nog boven komen en toen was hij verdronken. Dit vergeet ik nooit meer. Ik kon niets doen, het is de natuur hè."
Ze besluit nog een rondje langs de objecten te lopen en als ze weer bij het beginpunt aangekomen is  deelt ze een andere herinnering:
"Ik sliep een keertje in de duinen op Texel. Dat mag eigenlijk niet maar dat heb ik nodig af en toe, want op de camping is het soms nog te druk. Het was heel donker, je zag duizenden sterren. Opeens had ik het gevoel dat er iemand naar mij zat te bekijken. Dat voel je gewoon. Maar ik wist zeker dat er niemand aangekomen was, want die voetstappen op de bladeren en de takjes door de struiken had ik zeker gehoord. Toch voelde ik dat iemand mij in de gaten hield. Ik probeerde in het donker met mijn ogen systematisch de omgeving af te scannen. Toen zag ik hem zitten; het was een uil! Opeens vloog hij op en als een grote witte wolk kwam hij met een golvende beweging vlak langs me. Het leek wel alsof hij zwom door het water.
Voor me beeldt ze het uit en ik kon me helemaal voorstellen wat een fantastisch ogenblik dat geweest moest zijn.
"Natuurlijk kon ik hem niet zo snel vastleggen op de camera, maar ik zie hem haarscherp, hier." 
En ze wijst naar haar hoofd.

zondag 8 november 2020

Minder dan een dier


Iedere ochtend rond negen uur laat ik de hond uit en dan zie ik haar daar.
Of het nu stervenskoud is of over de dertig graden, ze zit met rugzakje en plastic tassen in haar versleten regenpak, de capuchon over het hoofd, bij de ingang van het centrale park van Den Burg. 
Het is ondertussen een vertrouwd beeld al wil het maar niet wennen. Ik heb in al die tijd haar haar nog nooit gezien.
Vandaag dringen haar verwensingen door tot aan onze ontbijttafel. Ze schreeuwt heel hard om de stemmen in haar hoofd weg te krijgen. Dat schreeuwen gebeurt in grove taal. De verwensingen gaan vaak een paar uur door: "Hou je fucking smoel! Donderop! Hou je fucking bek!" Dat is ongeveer wat je je erbij voor moet stellen. Familie, vrienden en gasten van ons gastenverblijf stellen vaak vragen over wat er met dat meisje in het park aan de hand is. 
Als ik even later haar bankje passeer met de hond zeg ik hoi en zij ook. Ik loop door. Vroeger maakte ik nog wel eens een praatje, maar nu niet meer. Ik hoor haar weer schreeuwen. 
Als zij een dier was dan was er allang de dierenbescherming op afgestuurd, gaat er door me heen, terwijl ik met een omweg terugloop naar huis. Wie is er verantwoordelijk als ze op een dag dood in het park ligt? En hoe zou ik me als omwonende dan voelen? Is het dan ook mijn schuld? Zou ik me meer moeten inzetten voor haar? Veel mensen in de omgeving zijn met haar begaan en geven haar soms iets te eten en te drinken of een stuk plastic tegen de regen. Tijdens mijn korte observaties zag ik eens dat  alles wat iemand haar had toegestopt in de prullenbak verdween. Ook kreeg ik eens een pak halfvolle melk van haar, onaangebroken, want zij lustte het niet en het was toch zonde om het weg te gooien? 
Ik heb de gemeente gebeld en ook de andere aangewezen instanties, als het weer eens te gek werd. 
Zij leggen een dossier aan, maar iedereen zegt hetzelfde: "We zijn ermee bezig, maar ze wil niet geholpen worden dus kunnen we verder niets." Bovendien wat zijn überhaupt de mogelijkheden die de gemeente kan bieden als ze wel hulp zou willen?
Om vijf uur, als ik de hond voor de tweede keer uitlaat, zie ik vanuit m'n ooghoek dat ze er weer zit. 
Ik sla een andere weg in.  
Ze wil zich dus niet laten helpen en dan mogen de verantwoordelijke partijen niets doen volgens de wet. Wat een rare wet; dus mensen die verward zijn en duidelijk psychisch niet in staat zijn voor zichzelf te zorgen moeten zelf aangeven wat ze willen, en dus beslissen wat goed voor hen is! 
Het is een paradox.
Als het twee dagen achtereen minstens vijf graden vriest mag de gemeente haar verplicht 's nachts van de straat halen. Dat schiet niet op dus. Ze gaat duidelijk achteruit. Het bleke gezicht met de holle ogen dekt ze vaak af met haar sjaal als ze, tussen de stemmen door, een dutje probeert te doen op het bankje met de rugzak als hoofdkussen. Ik sluip er langs.
Vanmorgen bekruipt mij ineens de gedachte dat de ondernemersvereniging Winkelhart Den Burg, die de verplichte reclamebelasting laat innen bij ondernemers om het aanzien van het dorp te verbeteren, geld uit de pot zou kunnen gaan gebruiken om deze dame, en ook andere daklozen die rondzwerven op Texel, onderdak te geven! Zou dat niet getuigen van echte solidariteit en zou het winkelhart van Den Burg dan niet sneller gaan kloppen bij bewoners en toeristen?!
 

 

woensdag 28 oktober 2020

Herfstkroket

Waterkoud is het buiten. Een lauw zonnetje schijnt af en toe magertjes tussen de buien door. 
Onze auto staat bij de garage, maar we hebben zin in een frisse neus. Op de buienradar zien we dat het het komende uur droog zal blijven. Al snel zitten dochter Luka en hond Paula in de bakfiets met Goossen aan het stuur. Onderweg naar het Texelse bos probeer ik zo'n beetje alle standen van de elektrische fiets van mamma uit.
Onder de meters hoge dennen lopen we maar wat en al snel zijn we helemaal in de herfststemming.
Ik vertel hoe leuk ik het vroeger vond op school om in een schoenendoos een herfsttafereeltje te maken. Natuurlijk mocht je dan geen giftige rood-met-witte-stippen-paddenstoel plukken en als ik dat dan ook braaf niet gedaan had waren er altijd wel kinderen die een echte 'Pinkeltjepaddenstoel' in hun doos hadden. Dan baalde ik stiekem dat ik niet ongehoorzaam was geweest. 
Al snel lopen we, volledig los van de buitenwereld, heuveltje op en heuveltje af onder goudgeel gebladerte, via mountainbike- en ruiterpaden steeds dieper het bos in. Het ruikt fijn naar rottend blad, mijn longen vullen zich met de zuivere boslucht en mijn lichaam begint het bloed lekker rond te pompen. Even die vitamine D aanvullen kan ook geen kwaad. Inmiddels begint de regen weer lekker op gang te komen en voel ik hoe mijn sokken langzaam nat worden, maar we zijn het erover eens; 
met een warme zon en een strakblauwe hemel is het leuk, maar dit is toch echt de ultieme herfstbeleving. Na een uur of wat hebben we geen idee meer waar de fietsen staan. We gokken hierheen en dan doorsteken daarheen en uiteindelijk komen we uit bij de snackbar in het bos ver voorbij de plek waar we wezen moeten. 
"Ow, ik heb wel zin in een kroketje, heeft iemand geld bij zich?" vraagt onze dochter.   
"Ik heb nog maar drie euro los in m'n zak", zegt Goossen als we een man en een vrouw passeren die net de patatkraam verlaten. We vragen aan hen hoeveel een kroketje kost. Zij weten het niet precies, maar vertellen ons dat een patatje hier ook heel lekker is. 
Een kroketje blijkt één euro vijfennegentig te zijn en dus doen we de karige bestelling bij het blonde meisje, die verveeld de nog bleke rol in het vet laat zakken. Een rode auto passeert de uitspanning terwijl ik de hond alvast een hondenkoekje geef in opwachting van onze kroket. "Wat is het geworden!?"vraagt de man die we net nog naar de prijs van de kroket gevraagd hadden door het open raampje van zijn auto. "We hebben maar geld voor één kroket," is het antwoord." "Hoeveel komen jullie tekort?" vraagt de vriendelijke man. "Voor twee zou één euro genoeg zijn," zegt mijn lief enthousiast, maar bescheiden. De sympathieke man en vrouw duiken in de portemonnee en al vlot verschijnt een euro in een geopende handpalm. Aangenaam verrast nemen we hem in ontvangst. Onder het genot van onze enthousiaste dankbetuigingen rijden ze weg. 
"Gooi er nog maar een kroketje bij," zeg ik tegen de twee dames, die dit alles, vanachter de vitrine, met stijgende verbazing gade geslagen hebben. 
In een uitgelaten stemming verdelen we even later de twee heerlijke warme en hartige, bruin gefrituurde snacks. 
Het was precies genoeg om op de terugweg de wind en regen te kunnen trotseren.














vrijdag 9 oktober 2020

"Wat een gezeik!"

Soms kun je tegenslagen beter aan als je geïnspireerd bent door mensen met dezelfde tegenvallers. 
Zo zijn wij, op aanraden van onze jongste dochter, verslingerd geraakt aan de tv-serie over de perikelen in en om Chateau Meiland. We hebben gisteravond een aantal afleveringen gekeken en we vermaakten ons kostelijk met hun gestress over het opknappen van hun kasteeltje binnen de daarvoor gestelde tijd. Immers de gasten zouden binnenkort arriveren en er waren nog een aantal kamers niet behangen, er was lekkage, de hond was agressief naar iedereen die het terrein opkwam en de onderlinge irritaties liepen hoog op. We hoorden regelmatig de woorden: "wat een gezeik!" langskomen en "ik heb hier geen goed gevoel over" en "nou viel die hond ook nog iemand aan en ik heb toch al zo'n rotdag!"
Afijn vanmorgen bleek mijn hormonale hoofdpijn nog niet over, maar nadat onze lieve gasten van de afgelopen week waren uitgecheckt gingen mijn lief en ik druk in de weer om de twee kamers weer klaar te stomen voor de volgende vakantiegangers; eitjes en jam in de koelkast bijvullen, de douche en toilet schoonmaken, het bed verschonen, stofzuigen en een bloemetje op tafel. We draaien onze hand er niet meer voor om. De taken zijn goed verdeeld dus wat kan er mis gaan zou je denken. 
Ineens hoor ik: "Meerie, kom eens kijken." O.k. de knop van de douchecabine afgebroken. Nou, als de wiedeweerga naar de Gamma dan, of heeft die ze niet en moeten we bestellen?" Eerst de douche schoon maken en de wc, dan ga ik zo wel even naar de Gamma." 
Ik haast me naar de serre om een mooi nieuw stukje zeep voor de gasten af te snijden als ik gebeld word en tegelijk zie ik vanuit mijn ooghoek een eierdoos op het tapijt liggen met gebroken eierschalen en de hond die haar lunch zo denkt te kunnen binnenhalen. Ik sommeer Goossen even te checken wat daar gaande is en rond het gesprek af. "Hoe kan dit?!" en wijs naar de hond en het vloerkleed. "Oh ja, die eierdoos moest ik nog terugleggen, ik had de doos even op de grond gelegd want ik was weer afgeleid door mijn lieve vrouwtje die mij riep om de ventilator in de bieb uit te doen... " Afijn, mijn lief begon met het opruimen van de hele bende terwijl ik ging stofzuigen op de gastenkamer. Daarna verdween hij richting bouwmarkt en dweilde ik het hele museum. Een geluk bij een ongeluk: de hoofdpijn was weg. Ons hele 'kasteeltje' was spik en span en de was hing aan de lijn, toen hij terugkwam met de mededeling dat ze geen knoppen hadden, maar dat hij iets anders had bedacht. 
En dan word ik altijd een beetje argwanend, want vaak bleek de oplossing geen oplossing als het ging om kleine reparaties. Ik gaf hem het voordeel van de twijfel. Na wat zaaggeluiden en gerommel kon ik komen controleren en ik moest het toegeven; de knop zat er weer stevig aan. Ruimhartig gaf ik toe dat hij dat mooi had gefikst: "Wat goed!" "Oh dus je ziet het verschil niet?!" "Verschil?" Ik liep terug en zag het verschil. De ene knop was ietsje korter dan de andere. Maar wat ik ook zag? Overal zwart zand door het museum en naar de douche in de gastenkamer. "Ooooh, ook dat nog en de nieuwe gasten komen zo!"
Ik dacht aan de familie Meiland: "Wat een gezeik! EN DOOR!"
We waren net op tijd klaar. De nieuwe gast checkte in terwijl de hond achter het hekje weer eens niet stil wilde zijn. 
Later vulde de galerie zich met de dampen van twee gebakken eieren.  






zondag 4 oktober 2020

Het is alles slaap

Jaren geleden kreeg ik van mijn dochter een tekening voor moederdag. Of was het mijn verjaardag? 
Ze tekende mij slapend, omdat ze wist dat slapen mijn grote hobby was. Ik was er heel erg blij mee en nog steeds kijk ik er graag naar.
Terwijl ik televisie lig te kijken overkomt het mij ook meerdere malen dat ik in slaap sukkel. 
Zo ook eergisteravond tijdens het programma 'Grote vragen', waarin het ging over Miranda Cheng en haar kijk op de wiskunde. Op zich best interessant maar de slaap was sterker dan de wil te doorgronden.
Vandaag kreeg ik de foto onder ogen die mijn lieffie maakte terwijl ik was afgehaakt bij de NPO en mij viel het meteen op; de gelijkenis met de ingelijste tekening aan de muur, maar ook: de grote frons! 
Die was er nog niet op de tekening. Ik vraag me weleens af hoe het verder moet. Als ik op mijn zij blijf slapen gaat het sowieso de verkeerde kant op. Ik hoorde eens een bekende fotografe zeggen in een interview dat ze voordat ze naar bed ging plakbandjes op haar gezicht plakte om het krijgen van rimpels de kop in te drukken. Dat gaat mij dan weer veel te ver. Misschien moet ik in ieder geval eens proberen op mijn rug te slapen?



De lekkerste patatten

Als we aan de overkant zijn geweest hopen we altijd dat we de veerboot net missen als we weer huiswaarts gaan. Dan hebben we namelijk een vrijbrief om even de snackbar met de lekkerste patatten te bezoeken in de veerhaven van Den Helder.
Zo ook afgelopen donderdag. Als ter hoogte van Alkmaar duidelijk wordt dat we ruim op tijd zijn voor de veerboot rijden we watertandend verder richting noorden. 
We parkeren de auto voor de slagbomen zo dicht mogelijk bij de bewuste snackbar. Maar dan slaat de vertwijfeling toe: "Shit, we hebben geen mondkapje bij ons!" De moed zinkt ons in de schoenen en we zien in gedachten het bakje met goudgele patatten, currysaus en uitjes verdampen. 
Gelukkig bedenken we al snel een plan B, want waar een wil is is een weg. Bij de gescoorde kleding uit de kringloopwinkel vinden we vast nog wel een item dat door kan gaan als mondkapje. Immers het maakt niet uit wát je voor je mond en neus hebt áls je er maar iets voor hebt! 
En zo stapt mijn lief even later uit en loopt hij gewapend met coltrui, richting restaurant. Normaliter zou alle personeel in iedere willekeurige eettent meteen onder de toonbank duiken, maar in tijden van Corona is elke overvaller welkom. "Zegt u het maar?" "Twee patat speciaal en twee broodjes kroket, meenemen graag. En snel een beetje."




zondag 20 september 2020

Wees een kleuter








Bij het lezen van het korte interview in het volkskrantmagazine met kinderboekenschrijver Paul van Loon door Pieta Verhoeven voelde ik de frustratie weer opkomen over de gang van zaken in het onderwijs. Ik had de dag ervoor nog een gesprek gehad met twee leerkrachten op een basisschool, die een bezoek brachten aan ons museum. Twee doorgewinterde juffen met het hart op de juiste plek voor de kinderen met wie ze iedere dag werken en die mij toevertrouwden dat het steeds moeilijker wordt plezier te houden in hun werk.

In ons museum heb ik regelmatig gesprekken met leerkrachten die zich met moeite nog kunnen en willen conformeren aan het huidige onderwijssysteem. Mijn objecten, die een kinderlijke vrijheid uitstralen, nodigen soms uit tot diepgaande gesprekken over opvoeden en onderwijs en creativiteit en de noodzaak ervan. Kleuters zijn meestal nog in het bezit van een rijke ongecompliceerde waarheid, maar eenmaal op school is er heel vaak geen ruimte voor die binnenwereld. Je leert kinderen daar dat het niet gaat om de binnenwereld maar om een buitenwereld die door anderen wordt bepaald. Kinderen komen helemaal niet meer uit de verf, ze gaan op hun tenen lopen en verliezen hun plezier in leren. Hun belevingswereld is de basis van waaruit kinderen de wereld ontdekken. Als het onderwijs met een methode en een systeem van handelingsplannen bepaalt wat jouw beleving moet zijn dan negeer je in alles de ontwikkeling van die kinderen. Vormgeven wat er in ieder uniek kind aanwezig is, je kunnen uiten op allerlei manieren leer je door spelen en experimenteren.

Als er alsmaar de nadruk wordt gelegd op wat je niet kunt in plaats van te kijken waar je individuele talenten liggen maak je later de verkeerde keuzes. Het ging deze twee leerkrachten erg aan hun hart dat ze nog maar heel weinig tijd hebben om te kijken en luisteren naar wat kinderen echt nodig hebben om te groeien. Dat je zelf nauwelijks nog tijd hebt creatief je lessen vorm te geven en passend te maken voor 'jouw' kinderen, waarmee je iedere dag omgaat, is verdrietig en frustrerend. Je leert ze kennen in al hun verscheidenheid, maar vervolgens moet je dat negeren om te focussen op wat ze niet of nog niet kunnen en dáár gaat al de tijd aan verloren.

Observeren en zien wat iemand nodig heeft om lekker in z'n vel te zitten en zijn of haar talenten te ontwikkelen, dat is de basis voor een goede communicatie, een gezonde omgang en dus ook fantastisch onderwijs. De tijd krijgen om in alle rust en veiligheid te spelen en experimenteren zijn hierbij belangrijke vormen van leren. Hierbij mag je fouten maken, er is niet één waarheid. Dat is een kind eigen en zorgt voor een goede balans in de ontwikkeling, maar dit lijkt in het onderwijs een gepasseerd station. Op school is het goed of fout en is er geen ruimte en tijd op creatieve wijze op onderzoek uit te gaan. Alles gebeurt steeds meer in het platte vlak, en materialen om mee te experimenteren zijn vaak smakeloos en niet uitdagend.

Ik speelde vroeger uren met de knopendoos van mijn oma. Zonder een gerichte opdracht zocht ik naar alle mogelijkheden. Uit mezelf zocht ik dezelfde kleuren bij elkaar, telde ik de gaatjes, legde ik dezelfde grootte bij elkaar, ik maakte er gezichtjes mee enzovoort enzovoort. Ik speelde gewoon, maar ondertussen leerde ik. (En, even terzijde; het hoeven dus ook geen dure materialen te zijn).

Nee, dat is volgens velen niet het serieuze werk. Maar spelend leren vanuit de belevingswereld is juist de essentie, stupid!

Toen ik nog steeds op zoek was naar wie ik was en wat ik nu eigenlijk echt wilde op deze aarde behalve moeder worden, had ik eens een idee voor een prentenboek. Het zou moeten heten:
"Kijk eens wat ik kan? Ja ja, wat heb je d'r an!" Het is nooit van de grond gekomen en bleek één van de vele geflopte ideeën over mijn toekomst. Het was een frustratie die eruit moest over mijn toestand in die tijd, weet ik nu. Het mag een wonder heten dat het me nog steeds lukt kleuter te zijn en ik snap dat ik ooit dacht dat ik kleuterleidster wilde worden.
Wees een kleuter. Geen opvoeder, juf of meester of werkgever heeft mij afgepakt wat mij maakt tot wie ik in wezen ben; beeldend kunstenaar. Maar ik gun het iedereen, kind of volwassene, binnen welk werkterrein ook, om buiten de lijntjes te kleuren, een open blik te houden en spelend jezelf verder te ontwikkelen.




woensdag 16 september 2020

De snor van Dali

Dat we Paula weleens de vrouw met de baard noemen is niet gek als je haar goed bekijkt.  
Vandaag zag ik dat ze ook als vrouw met de snor op de kermis kan gaan staan! 
En niet zomaar een snor natuurlijk, maar een regelrechte, of beter, omhoog gebogen Dali snor! 
 

Studie van de Boomsprinkhaan

Vanmiddag zie ik op de keukentafel ineens een knalgroene sprinkhaan.
Waar komt hij vandaan? Ik geef hem een zetje met behulp van een houten pollepel, zodat hij in het plastic bakje springt dat ik snel van het aanrecht pakte. Daar blijft hij zitten in een afwachtende houding. Ik loop er haastig mee naar buiten en bekijk hem of haar in het volle licht; 
Wow, wat een wonderlijk beestje! De gele streep over de rug, de pootjes met de 'haartjes', de mooi gevormde staart en de bolle oogjes zetten me aan het werk; Ik denk aan wat ik in huis heb aan gejutte sprinkhaanonderdeeltjes: groene petfles, gele plastic stripjes, lichtgroen stukje plastic met ribbeltjes...
Afijn, ik voel een projectje aankomen en besluit dit eigenaardige wezentje vast te leggen op macrostand om hem nog beter te kunnen bestuderen. Snel loop ik naar binnen om de camera te pakken. Weer buiten zit hij er gelukkig nog, als een geduldig fotomodel.Vervolgens probeer ik hem uit het bakje te krijgen om hem vanuit een andere hoek te zien, maar dat is nog even lastig; het lijkt alsof hij vastgekleefd zit aan de plastic wand. Als ik een paar keer hard met de rand van het bakje op de tafel klop geeft hij zich gewonnen en springt met een sierlijke boog op de tuinbank. 
Later achter mijn computer zie ik hem daar in close-up weer zitten. Het lijkt of hij bezig is met het verkennen van de gleuf tussen de twee planken. Met zijn kleine herseninhoud moet hij nu in kaart brengen waar hij zich bevindt en of dit een gevaar oplevert.
Wikipedia geeft aan dat het hier om de Boomsprinkhaan gaat. In de tekst zeggen ze ook dat hij doet denken aan de Gaasvlieg. Maar op mijn eigen versie van de 'Gaasvlieg' lijkt hij in de verste verte niet. Fijn dat het in de wereld van de kunsten niet hoeft te kloppen, bij mij gaat het om de essentie en ik gebruik het diertje als uitgangspunt voor het maken van mijn eigen universum.
Deze Boomsprinkhaan had ook een werkje van mij kunnen zijn. Hij is humoristisch en aandoenlijk tegelijk en daar kom ik meestal ook op uit. 
Ik zoek er voor het verhaal even mijn eigen kleine insecten bij.
In dit rijtje zou deze kleine fluoriscerende groene rakker zich best thuis kunnen voelen.







 

donderdag 10 september 2020

Benedenbril

Goossen: "Weet jij waar mijn benedenbril ligt?"

Ik: "Boven?"

Goossen: "Ik denk het." 

zondag 6 september 2020

Baron von Münchhausen

Als kind las ik een keer de verhalen van Baron von Münchhausen. Hij beschreef hoe hij in een vervelende situatie zichzelf gered had door zich aan zijn eigen haren uit het moeras te trekken. Fantastisch gelogen! De mensen hingen aan zijn lippen. En ik ook. Je kon dus keihard liegen en daarmee de mensen vermaken. Of het waar was deed er niet toe. 
Op een feestje zat ik weleens op de praatstoel (vaak naar aanleiding van een paar glazen wijn) en dan vertelde ik de verhalen net ietsje mooier dan dat ze in het echt waren, gewoon ter vermaak.
Soms zei mijn lief dan: "Nee zo ging het niet." Weer thuis was ik dan boos dat hij de schoonheid van het mooie verhaal teniet had gedaan met die opmerking."Waarom laat je me niet lekker kletsen, het gaat erom een leuke avond te hebben en plezier te maken." 
Vorige week vond ik dit boek bij de kringloopwinkel op Texel. Ik voel me verwant aan deze dwaas, die van zijn tekortkoming, namelijk dat hij goed kon liegen en dit met een stalen gezicht deed, zijn talent maakte. Ook ik vertel in mijn werk verhalen en ook hier regeert de leugen; 
Je kijkt naar afval, maar ik doe de mensen geloven dat ze naar iets anders kijken. 
Het leven is vaak vervelend en je moet je er doorheen liegen om het schoonheid te geven,
dat is de kunst.