zondag 17 februari 2019

Aftakeling

Veel te warm gekleed lopen we vanmiddag weer eens door de Bollekamer. Dit keer slaan we direct rechtsaf en in een overmoedige bui steken we verderop ook de weg naar paal 12 over zodat we via het bos, al in de buurt van Ecomare het strand opgaan. Daar vinden we veel drijfhoutjes in allerlei vormen, maar niet allemaal geschikt. Sommige breken snel af wanneer je er iets in knijpt.
We gaan zitten in de luwte van een duin en kijken uit over zee. De zon maakt je loom.
De tocht door het mulle zand op zoek naar bruikbaar afval gaat ons niet in de koude kleren zitten. Mijn heupgewricht speelt wat op, dus maar niets forceren. Een paar jaar geleden konden we nog makkelijk uren achter elkaar lopen, maar na de lange winter moeten we kennelijk even wennen aan een volle dosis zon. Filosoferend over het ouder worden zien we visioenen over hoe we over twintig jaar met allerlei hulpmiddelen het strand op moeten om afval te zoeken; loep mee, wandelstok, zo'n knijper om niet te hoeven bukken en nog wat later een rolstoel op luchtbanden met aanhanger ... De dode vogels helpen ook niet mee je niet met verval bezig te houden. De steeds verder grijzende Paula heeft na het spelen met een jonge hond al haar kruid verschoten en is even niet meer vooruit te branden.
Afijn tot zover de beschouwing. Moe maar voldaan komen we weer bij het beginpunt waar inmiddels een luxe sjees naast ons aftakelende koekblik is geparkeerd. Grappig
Door de Bollekamer

De zee!








Effe zitten


Vijftig kleuren roestbruin





Er lag verbazingwekkend veel drijfhout en erg weinig plastic!

woensdag 6 februari 2019

De fotowedstrijd

Het is rond een uurtje of twaalf op een zaterdag begin januari 2019.
De deur van ons museum gaat open en een man, blond kortgeknipt haar, in een lange donkere trenchcoat, jaar of vijfendertig, komt binnen. Hij vertelt me enthousiast dat hij mee gaat doen aan een fotowedstrijd.
Hij heeft al op het strand gekeken, maar kon niet direct de nodige items vinden om een kleurrijke compositie mee te maken. Want dat is zijn plan. "Toen dacht ik, ik ga naar Maria, die heeft misschien wel wat liggen?" Een beetje verbaasd dat hij mij bij de voornaam noemt terwijl ik hem nog niet eerder gezien heb, vraag ik wat hij precies voor ogen heeft en loop al pratend met hem naar de kast met kleine gejutte vondsten. "Nee, het mag wel groter." "Dan moeten we even naar de zolder," opper ik. Hij loopt achter me aan de trap op en we komen op de grote zolder van ons museum.
"Zo, dat is een aardige voorraad,"zegt hij. We zijn wat vondsten aan het bekijken als ik mensen hoor binnenkomen: "Ik laat je maar even zoeken, dat is wel zo handig voor jou denk ik", zeg ik en ga naar beneden. Daar raak ik aan de praat met bekenden en als ze weg zijn en ik na een tijdje gestommel hoor boven denk ik ineens weer aan de man van de fotowedstrijd. "Lukt het?" roep ik naar boven. Hij komt naar beneden met zijn armen vol kleuren en vormen: de rode gehavende pion, een geel zeefje, een stuk plastic, mooi grillig en in een prachtige kleur blauw en zo nog een aantal zaken. "Je hebt wel wat moois uitgezocht!"  Ik betrap mezelf erop dat ik bezorgd ben of hij de uitgezochte stukken wel zal terugbrengen ...
"Ik kan het maandag weer terugbrengen", zegt hij. Waarschijnlijk ziet hij mijn twijfelachtige blik, of hoort hij het aan mijn stem? "We zijn woensdag pas weer open", antwoord ik. "Dan breng ik het dan weer even langs!" "Prima", zeg ik toch wel opgelucht, want die gehavende pion zou prachtig zijn voor een lichtobject en die kleur blauw vind je niet vaak ... "Succes ermee, maak er wat moois van.  Tot woensdag!"
Ik kijk nog even uit het raam en zie hem op de fiets wegrijden.

Hij heeft de spullen nooit teruggebracht. Niet op woensdag, niet op donderdag, niet op vrijdag en niet op zaterdag. Nu zijn we vele weken later.
Misschien baalde hij dat het met die fotowedstrijd niets geworden is. Of onderschatte hij mijn liefde voor het materiaal?

















Epiloog
Op een grijze middag, inmiddels is het begin maart, staat er ineens een fiets, behangen met allemaal gejutte spullen voor het museum. "Er komt iemand spullen brengen, ik herken hem niet" hoor ik vanachter de tekentafel.
Ik was de fotograaf ook allang weer vergeten, maar herkende hem direct toen hij binnenstapte.
Hij mompelde iets over toen was je gesloten, maar een keiharde sorry zat daar geloof ik niet bij.
Afijn, verrukt zag ik dat de rode pion er in ieder geval nog was!
"Is het gelukt? vroeg ik oprecht geïnteresseerd, want omdat hij hier nu toch voor me stond met die schitterende rotzooi, had ik het hem meteen vergeven. Hij was er nog niet helemaal uit, maar hiervan had hij in ieder geval mooie foto's. "Zal ik het naar zolder brengen? " vroeg hij toeschietelijk.
Maar ik opperde dat ik er misschien meteen al iets van wilde gebruiken. Wat ook klopte, want ik wilde dit verhaal immers tot een goed einde breien.
"Als je nog eens iets wilt lenen?" zeg ik. "Dan weet ik je te vinden", zegt hij.
En zo kwam alles dan toch nog terug.