woensdag 5 februari 2020

Al struikelend naar het eindpunt

Met enige vertraging rijden we Utrecht Centraal binnen.
Ik stap uit in een chaos van mensen die over het perron hun weg zoeken. Na maanden op Texel stort ik me in de hectiek van de grote stad en enigszins vervreemd geraakt van die dynamische wereld zoek ik een trap die leidt naar de centrale vertrekhal. Tot mijn verbazing heb ik die zo gevonden.
Ik weet van de vorige keer dat als je snel bent je de sprinter naar Bunnik nog kunt halen.
In de haast naar boven stuit ik halverwege de roltrap op een stilstaande vrouw. Ik passeer haar aan de linkerkant. Nog maar net langs deze medereiziger verstap ik me en val languit voor haar voeten met mijn tas in de hand, voorover op de omhooggaande roltraptreden. Het is nu zaak zo snel mogelijk op te krabbelen en gelukkig lukt dat ook vlak voor ik bovenaan ben en de treden weer verdwijnen. Ik stap er beheerst vanaf. Ik voel de vrouw achter me, maar durf niet om te kijken, bang als ik ben om haar hilarische of meewarige blik te aanschouwen en dan ook nog iets zinnigs te moeten zeggen.
Nee, wat een blamage, ik schaam me kapot en maak me rap uit de voeten met maar één doel voor ogen; het halen van de sprinter naar Bunnik. De trein komt net aanrijden. Ik spoed me naar binnen.
Als ik heb plaatsgenomen op het blauwe klapstoeltje gaan de deuren alweer met een sissend geluid dicht. Er komt een vrouw aanrennen, ik schat een jaar of 60, haar ogen puilen uit van vastberadenheid en angst. Ze werpt zich met een sprong tussen de deuren door naar binnen en belandt op haar hakken op de vloer van de trein. We rijden weg. Puffend en hijgend neemt ze plaats op het uitklapzittinkje tegenover mij. Ik steek mijn duim bewonderend en enthousiast omhoog. Ze glimlacht en mompelt iets van;
"Ik sta van mezelf te kijken."
We rijden zwijgend de grote stad uit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.