woensdag 5 februari 2020

Piet

De deur van de hoofdingang staat al open en ik loop direct door naar de voordeur. "Ik keek toevallig naar buiten en zag je aankomen." zegt mijn moeder, die in de deuropening staat en ik krijg een dikke pakkerd.
In de woongemeenschap voor ouderen, waar mijn moeder haar eigen zelfstandige woning heeft, gaan het leven en de dood hun gangetje. Hoe het met die-en-die is, is dan ook snel onderwerp van gesprek tijdens de twee pannenkoekjes met kaas en stroop die ze nog over had van gisteren, en de beker karnemelk. Men deelt lief en leed en mijn moeder is één van de weinige krasse knarren van over de tachtig die alles nog op orde heeft. Ze heeft contact met iedereen en helpt naar eigen inzicht waar ze kan en waar ze wil. De controle bij de huisarts is net geweest en de bloeddruk is prima voor iemand van haar leeftijd.
In een spontane actie zit ik dus nu bij haar op de bank. Dat de tijd niet heeft stilgestaan laat het meubilair onverbloemd zien. Pappa lacht me vanaf de muur vriendelijk toe. De foto's van voorbije jaren aan de wand. Ik zie mijzelf als kind en kijk er graag naar.
We drinken thee met een stukje cake erbij en ik vertel over mijn Texelse leven en dat van onze kinderen. Ondertussen krijg ik een bijzettafeltje, een kussentje in de rug, dikke sokken en wat later een plaid over mijn benen. Vanmorgen heeft ze de boodschappen gehaald. "We eten chili con carne." "Lekker,"zeg ik.
Bij het zoete likeurtje met speculaaskruiden krijg ik een schoteltje borrelnootjes.
Iets over zessen gaat mijn moeder naar de keuken om te beginnen met koken. Ik vraag of ik kan helpen, maar weet het antwoord al: "Nee blijf jij maar lekker zitten, ik heb de aardappels al geschild en ik haal even de prei uit de berging, maar eerst even naar de w.c.." Alles onder controle.
Buiten is het koud en nat.
Ineens hoor ik in de verte een ambulance. Het geluid zwelt aan en ik kijk uit het raam. De auto met blauw zwaailicht draait de parkeerplaats voor het ouderencomplex op. "Mamma, hij komt hierheen", roep ik."Oh, voor wie zou dat nu weer zijn? Het is een komen en gaan hier." We kijken op de duistere binnenplaats. Geen beweging. We lopen naar de voordeur en horen de brancard over de galerij van de verdieping rijden. "Het is Piet", zegt mijn moeder ineens, "vel over been, al vierennegentig! Hele lieve man. Hij kon altijd goed met pappa opschieten, maar hij was te zacht. Hij kon op vergaderingen nooit voor zichzelf opkomen." Mijn moeder praat over Piet alsof hij al verleden tijd is. "Vanmiddag kwamen er twee mensen van de thuiszorg naar hem kijken." "Wat zou er aan de hand zijn", vraag ik, maar mijn moeder loopt alweer naar de keuken."Hij is misschien gevallen?" speculeer ik erop los en terwijl ik nog met Piet bezig ben staat mijn moeder voor de inductieplaat om alles in goede banen te leiden. "Hier, roer jij even dit sausje erdoor, daar wordt het lekker dik van, dan maak ik de aardappelpuree." En ze zet voortvarend de staafmixer in de pan met gekookte aardappelen. Zij heeft zo haar eigen ideeën bij de Mexicaanse bonenschotel. "Doe jij de kaaspoeder er maar over en dan de deksel erop." Ze geeft me het zakje geraspte kaas. Ik gehoorzaam braaf. Terwijl de kaas smelt kijk ik uit het zijraam en zie hoe de brancard met Piet in de hel verlichte ambulance geschoven wordt. "Hij zit rechtop, dus hij is nog niet dood," roep ik naar de keuken. "O ja, dat zie je dan natuurlijk," zegt mijn moeder, die er kennelijk nog niet aan gedacht heeft dat je anders in de ambulance gaat als je dood bent dan als je nog leeft. De bel gaat. Het is een bezorgde medebewoonster; of wij weten wat er met Piet is? Helaas is dit niet het geval en mijn moeder vertelt haar vrolijk dat ik helemaal vanaf Texel op bezoek ben en ze begint aan een anekdote over iets wat ik haar vanmiddag vertelde. Ze laat mij het grappige verhaal afmaken, maar ik voel me er, gezien de situatie, ongemakkelijk bij en kap de conversatie op een snelle doch vriendelijke manier af.
Aan tafel wil mijn moeder net aan haar tweede bord chili beginnen als de bel van haar deur voor de tweede keer gaat. Ik hoor even gemompel in de gang. Dan komt ze terug aan tafel: "Je had gelijk, zegt ze, Piet is gevallen in de badkamer, nou die komt niet meer terug. Hij was al zo broos." En ze neemt nog wat appelmoes. Terwijl ik aan de Mona Griesmeelpudding met slagroom zit, zijn mijn gedachten nog steeds bij Piet; ik zie hem in het licht van de lantaarnpaal als de grote vriendelijke reus op de brancard zitten. Het weinige haar licht op op zijn knokige schedeldak, de smalle nek, de oude handen gevouwen op de witte deken.
Met volle buik zitten we even later voor de buis. Gordon heeft plezier met honderdjarigen en ik zie aan mijn moeder dat ze er lol om heeft. Ze schiet constant in de lach om die gekkigheid.
Om half elf is de koek op. Met een kruik tegen mijn koude voeten lig ik op de logeerkamer in het éénpersoons bed. Piet laat me nog steeds niet los.
De volgende morgen, als mijn moeder mij naar de trein wil brengen, komen we twee stokoude dames tegen in de hal. Piet is gisterochtend gevallen in de badkamer en naar de kamer gekropen, waar hij een paar uur later door de mevrouw van de thuiszorg gevonden is. Pas tegen de avond werd kennelijk duidelijk dat het echt niet goed ging met Piet en is hij met de ambulance afgevoerd.


"Gezellig dat je er bent, ik doe even de kaarsjes aan,
normaal eet ik nooit aan de grote tafel"

Hier is iedereen lid van de club van Hendrik Groen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.